![[identity profile]](https://www.dreamwidth.org/img/silk/identity/openid.png)
Misschien lag het aan het feit dat hij in de omgeving woonde van een stad die nooit scheen te slapen. Met al dat verkeer die een eindeloze ruis veroorzaakte was het nooit helemaal stil. Desondanks kon Neal zich niet herinneren hoe vaak hij ernaar geluisterd had met een glimlach op zijn perfecte gezicht.
Het was eigenlijk best troostend. Het idee dat er meerderen wakker waren. Dat hij niet de enige was die alert en rusteloos de nacht uit keken. Het was absurd, hoe vaak Neal hier op het balkon naar de auto’s en taxi’s had gekeken en zichzelf had gesust met het idee dat er in elk van een auto, een taxi of bestelbusje zeker één persoon zou zitten. Waar gingen ze naartoe? Wat was hun excuus?
Hoe dan ook, tegen de ochtend vond Neal zich regelmatig weer terug in bed. Bestolen van de herinnering dat hij besloten had om het nog eens te gaan proberen. Er waren geen dromen meer. Al voor een lange tijd niet.
Wanneer dit begon was voor hem een raadsel. Misschien wilde hij het niet weten. Want hoe meer hij hier een gedachte over liet gaan hoe meer hij zich realiseerde dat hij een serieus probleem had.
Eerst was er niets aan de hand. Het begon vrij onschuldig. Een uurtje vroeger op voor hij op kantoor moest zijn was tenslotte alleen maar een genot. Zo kon hij zijn dag in alle rust beginnen. Te tijd nemen om zich klaar te maken. Zijn harnas van perfectie koste nu eenmaal tijd om aan te trekken. Hiermee niet alleen de peperdure klassieke pakken bedoeld.
Niemand merkte wanneer Neal een in-kak-momentje had, dat meestal rond een uur of 11 in de late ochtend was, dat overigens met een kop bittere brei goed te verhelpen was. Tijdens de meer praktisch gerichte zaken, waarin hij een iets actievere rol in speelde was het de adrenaline die hem op de benen hield. Maar meestal stortte hij dan ook in als alles over was en was hij zo vermoeid en brak wat een kop kantoorkoffie niet meer kon verhelpen.
Hoe lang was het geleden dat hij een hele nacht geslapen had, was Neal’s woordloze vraag, toen hij zichzelf op een dag betrapte op een black-out, gedurende een vergadering over een nieuwe zaak. Het antwoord rolde binnen en dit maakte hem akelig ongemakkelijk. Het was maar liefst twee maanden geleden.
‘Neal! Hou je je kop er wel even bij? Dit is belangrijk!’ ploeterde Peter op een dag. Het bracht Neal uit zijn roes en rechtte zijn ingezakte houding. Peter was een van de weinige mensen, hij was de enige, die hem bleek te kunnen lezen. Zijn brein. Zijn gedachtes. Alles. En een klein stemmetje in zijn achterhoofd hoopte dat hij het zag zodat Neal er zelf niet over hoefde te beginnen.
Zijn ogen werden tot de bruine ogen van Peter toegetrokken. Een enkel moment staarde ze elkaar aan, het grinnikend geroezemoes was enkel een verre ruis als het verkeer in de nacht. Geen idee hoe lang dit had geduurd. Maar op een enkel ogenblik ontving hij een sein. Peter wist het. Hij had het begrepen. Misschien niet echt. Maar hij wist dat Neal iets verborg. Iets dat deze keer niets illegaals was. Maar diep in zichzelf verborgen lag.
Neal was ziek. Maar wat het ook mocht zijn, dat was de grote vraag…
Het was eigenlijk best troostend. Het idee dat er meerderen wakker waren. Dat hij niet de enige was die alert en rusteloos de nacht uit keken. Het was absurd, hoe vaak Neal hier op het balkon naar de auto’s en taxi’s had gekeken en zichzelf had gesust met het idee dat er in elk van een auto, een taxi of bestelbusje zeker één persoon zou zitten. Waar gingen ze naartoe? Wat was hun excuus?
Hoe dan ook, tegen de ochtend vond Neal zich regelmatig weer terug in bed. Bestolen van de herinnering dat hij besloten had om het nog eens te gaan proberen. Er waren geen dromen meer. Al voor een lange tijd niet.
Wanneer dit begon was voor hem een raadsel. Misschien wilde hij het niet weten. Want hoe meer hij hier een gedachte over liet gaan hoe meer hij zich realiseerde dat hij een serieus probleem had.
Eerst was er niets aan de hand. Het begon vrij onschuldig. Een uurtje vroeger op voor hij op kantoor moest zijn was tenslotte alleen maar een genot. Zo kon hij zijn dag in alle rust beginnen. Te tijd nemen om zich klaar te maken. Zijn harnas van perfectie koste nu eenmaal tijd om aan te trekken. Hiermee niet alleen de peperdure klassieke pakken bedoeld.
Niemand merkte wanneer Neal een in-kak-momentje had, dat meestal rond een uur of 11 in de late ochtend was, dat overigens met een kop bittere brei goed te verhelpen was. Tijdens de meer praktisch gerichte zaken, waarin hij een iets actievere rol in speelde was het de adrenaline die hem op de benen hield. Maar meestal stortte hij dan ook in als alles over was en was hij zo vermoeid en brak wat een kop kantoorkoffie niet meer kon verhelpen.
Hoe lang was het geleden dat hij een hele nacht geslapen had, was Neal’s woordloze vraag, toen hij zichzelf op een dag betrapte op een black-out, gedurende een vergadering over een nieuwe zaak. Het antwoord rolde binnen en dit maakte hem akelig ongemakkelijk. Het was maar liefst twee maanden geleden.
‘Neal! Hou je je kop er wel even bij? Dit is belangrijk!’ ploeterde Peter op een dag. Het bracht Neal uit zijn roes en rechtte zijn ingezakte houding. Peter was een van de weinige mensen, hij was de enige, die hem bleek te kunnen lezen. Zijn brein. Zijn gedachtes. Alles. En een klein stemmetje in zijn achterhoofd hoopte dat hij het zag zodat Neal er zelf niet over hoefde te beginnen.
Zijn ogen werden tot de bruine ogen van Peter toegetrokken. Een enkel moment staarde ze elkaar aan, het grinnikend geroezemoes was enkel een verre ruis als het verkeer in de nacht. Geen idee hoe lang dit had geduurd. Maar op een enkel ogenblik ontving hij een sein. Peter wist het. Hij had het begrepen. Misschien niet echt. Maar hij wist dat Neal iets verborg. Iets dat deze keer niets illegaals was. Maar diep in zichzelf verborgen lag.
Neal was ziek. Maar wat het ook mocht zijn, dat was de grote vraag…